Nu in het vaccinatiecentrum Mechelen Nekkerspoel

vaccinatiecentrum

Gustave VAN DE WOESTYNE Portret van Valerius De Saedeleer verteld door Jo De Meyere

Oscar VERPOORTEN Picknick aan de Schelde verteld door Jo De Meyere

Valerius DE SAEDELEER Winterlandschap met schelven verteld door Bashir Abdi

Gustave VAN DE WOESTYNE, portret van Valerius De Saedeleer (1914)

Verhaal in Het Kunstuur 1 verteld door Jo De Meyere

De Aalsterse Valerius De Saedeleer wilde schilder worden maar zijn vader vond dat "gene stiel” en daar bij, hij zou “ gene nagel hebben om aan zijn gat te krabben” … Valerius volgt zijn passie en vader draait de geldkraan dicht …  Als hij 22 is , trouwt hij met Clementine en met haar bruidsschat openen ze een kruidenierszaak in Blankenberge waar hij schilderles geeft. Maar de winkel draait niet , de leerlingen komen niet en ze gaan failliet . De bohémiens vluchten voor schuldeisers en verhuizen van hot naar her tot ze belanden in St Martens Latem. In 1898, een simpel idyllisch dorp in een bocht aan de Leie. Daar ontmoet Valerius de beeldhouwer George Minne en de broers Van de Woestijne en vormt met hen de eerste Latemse groep. De Saedeleer is nog steeds arm en loopt op blote voeten omdat hij geen geld heeft voor schoenen . Maar op eten wordt niet gekeken en samen met Clemmeke weegt hij 230 kilo. En dan is het 1902 . De Saedeleer , nu 35 bezoekt in Brugge een tentoonstelling van Vlaamse Primitieven . De impact is zo groot dat hij zich distantieert van de impressionistische stijl van zijn leermeester Frans Courtens . Hij zoekt naar een balans van sobere kleuren en compositie . Zijn doeken krijgen hierdoor een dromerige melancholische sfeer. In 1903 keert de socialistische anarchist terug naar het katholicisme en zijn werken ademen nu bezinning. Hij schildert grootse Breugheliaanse doeken zonder mensen , verstilde bladerloze bomen met bijna kalligrafische takken. Kijk hoe zijn vriend Gustave Van de Woestijne hem afbeeldt als een forse boer , een stevige reus . In werkelijkheid was hij een goedmoedig man met tintelende ogen , was zijn huis voor velen de zoete inval en groeide hij uit tot de patriarch van de Vlaamse kunst. Zijn vader die bij hem inleefde , heeft - zo wil de legende - nooit gevraagd om maar één schilderij te zien.

Oscar VERPOORTEN, Picknick aan de Schelde (1927)

Verhaal verteld in Het Kunstuur 1 door Jo De Meyere

‘Het moet niet altijd de Leie zijn. De Schelde kan ook. Oscar Verpoorten, zoon van een Antwerpse goudsmid, begon zijn studies als graveur en tekenaar. Hij was schilder geworden als autodidact en na de succesrijke tentoonstelling Als ik kan in 1928 maakte hij hiervan zijn beroep. Hij toont de Schelde in al haar facetten: met zeilende scheepjes en rokende stomers of vanaf de dijk. Af en toe staan er vissers, maar vaak zijn er helemaal geen mensen. Het zijn taferelen uit een verdwenen wereld van dokken, sluizen en polderdorpen in weemoedig bruin en groen. Maar Verpoorten hield ook van stillevens en was een uitstekende portretschilder. Het schilderij Picknick aan de Schelde is een combinatie van dat alles. U ziet drie figuren in een rechtopstaande rechthoekige driehoek. Verpoorten zelf staat links vooraan, zijn handen losjes in de zakken. Hij kijkt ons aan. Zijn vrouw en dochter zitten neer en stallen de picknick uit: een thermos koffie en enkele vruchten. De rest moet nog komen. Op de achtergrond: de Schelde. De picknick zelf is als een stilleven. De horizon ligt op kniehoogte, waardoor een enorme grijze hemel het schilderij overheerst. Een hemel die eruitziet alsof er een enorme lamp – een laaghangende zon misschien – achter de schilder hangt en zo de figuren belicht in een intrigerend tegenlicht. Het schilderij straalt eenvoud en rust uit. Bijna heb je zin om erbij te gaan zitten en in een appel te bijten. Maar waarom het stilleven verstoren?’

Valerius DE SAEDELEER, Winterlandschap met schelven (1931)

Verhaal verteld in Het Kunstuur 1 door Bashir Abdi:

U vraagt waarschijnlijk zich af wat een langeafstandsloper als ik naast deze prachtige schilderij van Valerius De Saedeleer doe. Wel het heeft allemaal te maken met de sneeuw. Toen ik van Somalië naar Gent kwam was ik 13 jaar oud. En na 4 jaar mijn moeder niet gezien te hebben, heb ik haar voor eerste keer in de luchthaven gezien. Op het moment dat wij daar geland hebben in Brussel was heel emotioneel in de luchthaven. Onderweg van Brussel naar Gent herinner ik mij nog heel goed de autostrade dat er enorm veel licht was plotseling want in Afrika de straten waren nogal heel donker en onderweg naar Gent ben ik in slaap gevallen. Dus ik herinner mij eigenlijk niet zo goed hoe dat ik van auto naar de appartement van mijn moeder naar boven geraakt ben. Volgende ochtend werd ik als eerste wakker en keek ik via de raam naar beneden en overal lag heel wit, heel mooi, zoals ze zeggen precies een sprookjesverhaal. En ik dacht dat eerlijk gezegd, ik wist niet dat het sneeuw was, ik dacht dat het zout was, of een suiker was en ik heb besloten om naar buiten te gaan en het zelf te raken. Ik heb het geraakt, het was heel koud en dat is mijn eerste ontmoeting met sneeuw en sindsdien ben ik echt dol op sneeuw, want soms vergeten jullie wel hoe mooi en hoe prachtig sneeuw kan zijn. Ik heb gehoord dat vele van deze prachtige schilders die hier hangen ook gevlucht hebben van oorlog honderd jaar terug. Daardoor voel ik mij speciale band met hun. Als dank wat België voor mij gedaan heeft wil ik in de toekomst nog meer medailles winnen voor mijn land.

Gustave VAN DE WOESTYNE, Moeder en kind (1928)

Wordt tentoongesteld in de derde tentoonstelling van Het Kunstuur (vanaf 16 oktober 21)